Waarom dit initiatief

In de reguliere (Angelsaksische, Anglo-Amerikaanse en Nederlandse) geschiedschrijving begint de ontstaansgeschiedenis van de stad en de staat New York in 1609 met de toevallige ontdekking van de vallei van de rivier die later (in 1664) naar zijn ‘ontdekker’ zou worden vernoemd: Henry Hudson. De geschiedschrijving springt vervolgens naar 1624 als het gebied onder auspiciën van de West-Indische Compagnie (WIC) een nieuwe overzeese provincie (kolonie) van Nederland wordt. De tussenliggende vijftien jaar worden kortweg afgedaan als niet significant – ‘a bloody and throat cutting period’ van gewetenloze handel van Nederlandse kooplieden met de inheemse, onderling strijdende en gevaarlijke wilden, de Noord-Amerikaanse indianen.

De Nederlandse ondernemer Hubert de Leeuw ontdekte ruim twintig jaar geleden dat die tussenliggende periode wel degelijk significant is geweest. Grondige bestudering van primaire historische bronnen in Nederland, uitvoerige gesprekken met Amerikaanse en Europese historici, en aandachtig luisteren naar de orale geschiedenis van inheemse Noord-Amerikaanse bevolkingsgroepen stelden hem in staat een reconstructie te maken van wat er in het gebied gebeurd is in die vijftien jaar.

Wegbereiders

De Leeuw meent dat dit stukje Nederlandse geschiedenis ten onrechte veronachtzaamd is. Want juist dat stukje vertelt over de vrije Nederlandse koop- en zeelieden die tot wederzijds voordeel strekkende handelsovereenkomsten met onderling rivaliserende Mohawks en Mohikanen wisten te sluiten. Het vertelt over hoe de Nederlandse koopmansgeest tot een zekere mate van verbroedering tussen de inheemse bevolkingsgroepen in het gebied heeft geleid. En bovenal: het vertelt over de significante rol die vrije zee- en kooplieden als Hendrick Christiaensen, Adriaen Block, Jacob Eelkens en Jacob Cornelisz May speelden als wegbereiders voor de latere ontwikkelingen in het gebied. Want zíj legden met de bouw van Fort Nassau in 1614, en met zin voor koopmanschap en ook diplomatieke onderhandelingen met de inheemse bevolkingsgroepen, de werkelijke economische en politieke basis en verankerden Nieuw Nederland definitief in Noord-Amerika. Dankzij hèn kon tien jaar later Nieuw Amsterdam, het huidige New York, ontstaan en kon het gebied tussen de door Engeland en Frankrijk geclaimde gebieden in de Nieuwe Wereld door de Nederlandse Staten Generaal in 1624 officieel tot kolonie, overzeese provincie worden gemaakt.

Hubert de Leeuw is ervan overtuigd dat Henry Hudson niet meer dan een voetnoot in de ontstaansgeschiedenis van New York geweest zou zijn zonder de volharding, het lef en het succes van deze vrije kooplieden. Het is evenwel niet z’n bedoeling om Hudson helemaal van zijn voetstuk te halen.

Want eerlijk is eerlijk, zonder de ‘ontdekking’ door Hudson zou het ook een stuk onwaarschijnlijker zijn geweest dat die Nederlandse kooplieden naar het gebied en zijn bewoners op reis waren gegaan.

Historisch krediet

In 1664 nam Engeland de Nederlandse provincie in Noord-Amerika in, op grond van het feit dat het gebied in 1609 ‘door een Engelsman ontdekt was’. Dat die Engelsman op dat moment onder Nederlandse vlag voer, wuifden de Engelsen gemakshalve weg. Dat de rivier eigenlijk tachtig jaar eerder al door de Italiaanse zeevaarder Giovanni da Verrazzano ontdekt was, vergaten de Engelsen ook gemakshalve maar even. Aldus werd Henry Hudson in de Angelsaksische geschiedschrijving uitgeroepen tot held en Founding Father van New York. Maar de èchte Founding Fathers van New York zijn de Nederlandse zee- en kooplieden. Die hebben de basis gelegd en verdienen daarom, misschien wel meer dan Henry Hudson, het historisch krediet.

Het hele verhaal vertellen. De ontbrekende puzzelstukjes aan de geschiedenis toevoegen. Dat is de missie van Hubert de Leeuw. Dit alles onder het motto Ere wie ere toekomt. Niets meer, niets minder. Met zijn onderzoek wil hij historici stimuleren verder onderzoek te doen. Zijn hoofddoel is om deze voorgeschiedenis officieel tot de Nieuw Nederland geschiedenis te laten behoren, waarbij 1614 erkend wordt als het geboortejaar van Nieuw Nederland – in plaats van 1624 – en de Nederlandse zee- en kooplieden de eer en het respect krijgen die ze toekomt, die ze verdiend hebben. Ze vormen ten slotte een mooie verbeelding van het ondernemerschap en de koopmansgeest die Nederland groot heeft gemaakt en waaraan ons land vandaag de dag haar plaats in de wereld te danken heeft.

En bovendien, los van dat alles: het is een schitterend verhaal.